op

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  op    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔp/
Woordafbreking
  • op
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 777 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: op
Oudnederlands: up
Germaans: *upp-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: up (Angelsaksisch: upp), Oudhoogduits: ūf, Fries: op (Oudfries: up, uppa)
Noord: Zweeds: upp, Deens op, Noors: opp, (Oudnoords: upp)
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     op  
 persoonlijk     erop  
aanwijz.  nabij     hierop  
  veraf     daarop  
  vragend/betrekk.     waarop  

Bijwoord

op

de bijwoordelijke vorm van het voorzetsel op, met dezelfde betekenisssen:
  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord.
    • De temperatuur liep op. 
  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • Die naam staat er al jaren op. 
  1. omhoog
  2. op weg: een gedeelte van een taak is volbracht
    • Hij was al heel aardig op weg met het schrijven van zijn nieuwe roman. 
Afgeleide begrippen
stellend
onverbogen op
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

op

  1. volledig verbruikt:
    • Het eten is op. 
  1. uitgeput, zonder energie
    • Na die dag wandelen in de bergen was hij echt op. 
  1. uit bed
    • Was je al op of bel ik je uit bed? 

Voorzetsel

op

  1. aan de bovenkant aanrakend, rustend op: brood op tafel, een schip op zee, letters op een bordje
  2. in de buurt van: dicht op elkaar
  3. gelijktijdig met: op dat moment
  4. op enig moment gedurende: op een dag
  5. dragend als schoeisel: op blote voeten, op voetbalschoenen
  6. met gebruik van: Deze auto rijdt op diesel
  7. per (als bepaling van verhouding): 15 op de 100, de auto rijdt 1 op 10. mijl op zeven
    • Negen op de tien Belgen sorteert zijn afval en twee op drie koopt energiezuinige producten. 
  1. met een specifieke waarde: de thermometer staat op 10 graden
  2. op de manier: op de rem rijden, zich op zijn gemak voelen
Opmerkingen
  • op een moment, maar: in een periode
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Achterhoeks

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈʌb /
Woordafbreking
  • op
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord upp.

Bijwoord

op

  1. op
  2. boven
  3. omhoog
  4. naar
Afgeleide begrippen


Drents

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Gronings

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Nedersaksisch

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op
Schrijfwijzen


Stellingwerfs

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Twents

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Veluws

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.