opmonteren
Nederlands
Woordafbreking
- op·mon·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstellende afleiding van op (bijwoord), monter (bijvoeglijk naamwoord) en de uitgang -en van een werkwoord
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opmonteren |
monterde op |
opgemonterd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opmonteren
- overgankelijk opvrolijken, animeren
- Zij trachtte hem op te monteren.
- ergatief vrolijker worden, in een betere stemming komen
- Hij was weer helemaal opgemonterd.
Vertalingen
1. opvrolijken, animeren
Gangbaarheid
- Het woord opmonteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opmonteren' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.