opknappen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·knap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opknappen
knapte op
opgeknapt
zwak -t volledig

Werkwoord

opknappen

  1. ergatief een proces van verbetering ondergaan, gewoonlijk wat betreft de gezondheid
    • Na die behandeling is hij een stuk opgeknapt. 
  1. overgankelijk verbeteringen aanbrengen
    • Ze hebben het huis een stuk opgeknapt met die verbouwing. 
  1. voltooien, afmaken, doen
    • De rest zul je weer alleen moeten opknappen.' [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opknappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 41
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.