rusten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rus·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘uitrusten, rust nemen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rusten
rustte
gerust
zwak -t volledig

Werkwoord

rusten

  1. werk of andere activiteit staken om het lichaam in staat te stellen weer op krachten te komen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

rusten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rust

Gangbaarheid

  • Het woord rusten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.