opvoeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·voe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opvoeren
voerde op
opgevoerd
zwak -d volledig

Werkwoord

opvoeren [1] [2] [3]

  1. overgankelijk doen toenemen
    • De productie daarvan wordt komend jaar opgevoerd tot het dubbele. 
  1. overgankelijk als argument bijdragen
    • De Arctische oscillatie wordt opgevoerd als argument voor de opwarming in het Arctische gebied. 
  1. overgankelijk op het toneel laten zien
    • Daarna werd de Gijsbrecht niet langer jaarlijks opgevoerd. 
  1. overgankelijk ten einde voederen
    • De muizen die ik had werden opgevoerd aan de slangen en daarna schafte ik een nieuwe collectie muizen aan. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • opvoerbaar, opvoerbuis, opvoerder, opvoerdruk, opvoerhoogte, opvoerindicator, opvoering, opvoerpomp, opvoerschacht, opvoerset, opvoerster

Werkwoord

vervoeging van
opvaren

opvoeren

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opvaren
    • ...dat wij opvoeren. 
    • ...dat jullie opvoeren. 
    • ...dat zij opvoeren. 

Gangbaarheid

  • Het woord opvoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.