opwarmen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
opwarmenopwarmend
opwarmingopgewarmd
Uitspraak
Woordafbreking
  • op·war·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opwarmen
warmde op
opgewarmd
zwak -d volledig

Werkwoord

opwarmen

  1. overgankelijk warmte toevoegen aan iets
    • Hij warmde zijn koffie wat op in de magnetron. 
  1. ergatief een proces van temperatuurstijging ondergaan
    • De aarde is inmiddels al enigszins opgewarmd. 

Gangbaarheid

  • Het woord opwarmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.