opruien
Nederlands
Woordafbreking
- op·rui·en
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ophitsen’ voor het eerst aangetroffen in 1551 [1]
- samenstelling van op en ruien [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opruien |
ruide op |
opgeruid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opruien
- overgankelijk kwaad en opgewonden maken
- Het publiek werd opgeruid door de fanatieke redevoering.
Vertalingen
1. kwaad en opgewonden maken
Gangbaarheid
- Het woord opruien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opruien' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.