gelijkop

• Geluid:  gelijkop    (hulp, bestand)
• IPA: /ɣəlɛikˈɔp/

• ge·lijk·op

• samenstelling van  gelijk bw  en  op bw 

gelijkop

1. onderling steeds dezelfde voortgang vertonend, zonder voorsprong of achterstand

1. • De tekst in het handschrift uit Douai loopt grotendeels gelijkop met die in de druk uit 1531. [1]

1. • Laten we liefde gelijkop schenken, voor ieder, als het grootste dagelijks wonder: heb een ieder lief. [2]

1. • Cinq contre six is, niet gelijkop spelen maar met een zeker voordeel. [3]

• Het woord 'gelijkop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.