opwachten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·wach·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opwachten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opwachten
wachtte op
opgewacht
zwak -t volledig
  1. op iemand wachten
    • Ik ben mijn vrouw opgewacht bij het station. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord opwachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.