oprit
Nederlands
Woordafbreking
- op·rit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en rit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oprit | opritten |
verkleinwoord | opritje | opritjes |
Zelfstandig naamwoord
oprit m
- een toegangsweg tot een grotere weg
- Hij koos de verkeerde oprit en kwam op de zuidelijke snelweg terecht.
- een omhoog hellende weg naar een brug e.d.
- Die oprit kan 's winters flink glad wezen.
- een stuk weg tussen de openbare weg en het huis om de auto te parkeren of als toegang tot een garage
- Parkeer je wagen maar op de oprit.
Gangbaarheid
- Het woord oprit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oprit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.