oprit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oprit opritten
verkleinwoord opritje opritjes

Zelfstandig naamwoord

oprit m

  1. een toegangsweg tot een grotere weg
    • Hij koos de verkeerde oprit en kwam op de zuidelijke snelweg terecht. 
  1. een omhoog hellende weg naar een brug e.d.
    • Die oprit kan 's winters flink glad wezen. 
  1. een stuk weg tussen de openbare weg en het huis om de auto te parkeren of als toegang tot een garage
    • Parkeer je wagen maar op de oprit. 

Gangbaarheid

  • Het woord oprit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.