naar
Nederlands
Woordafbreking
- naar
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- In de betekenis van ‘akelig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | naar | naarder | naarst |
verbogen | nare | naardere | naarste |
partitief | naars | naarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
naar
- onaangenaam, niet leuk
- Dit was de naarste ervaring die ik in lange tijd gehad heb.
Vertalingen
1. onaangenaam, niet leuk
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | naar | |
persoonlijk | ernaar | |
aanwijz. | nabij | hiernaar |
veraf | daarnaar | |
vragend/betrekk. | waarnaar |
Bijwoord
naar
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
- Hij keek er met grote belangstelling naar.
- op onaangename wijze
- Doe niet zo naar!
Vertalingen
1. in de richting van
Voorzetsel
naar
- de richting waarin
- Hij keek naar het beeldscherm.
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. in de richting van
Gangbaarheid
- Het woord naar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'naar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Noors
Nynorsk
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.