opflikkeren
Nederlands
Woordafbreking
- op·flik·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en flikkeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opflikkeren |
flikkerde op |
opgeflikkerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opflikkeren
- ergatief (pejoratief) het toneel verlaten, weggaan
- Ik ben blij dat hij eindelijk opgeflikkerd is.
- ergatief sterker gaan branden
- ... wel, zie het lichte sneven
van al dat kwijnende levende stervende opflikkerend licht...[1]
- ... wel, zie het lichte sneven
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- opflikkering
Gangbaarheid
- Het woord opflikkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opflikkeren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Verzen, Herman Gorter
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.