opflikkeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·flik·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opflikkeren
flikkerde op
opgeflikkerd
zwak -d volledig

Werkwoord

opflikkeren

  1. ergatief (pejoratief) het toneel verlaten, weggaan
    • Ik ben blij dat hij eindelijk opgeflikkerd is. 
  1. ergatief sterker gaan branden
    • ... wel, zie het lichte sneven
      van al dat kwijnende levende stervende opflikkerend licht...[1]
       
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • opflikkering
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opflikkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Verzen, Herman Gorter
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.