oppotten
Nederlands
Woordafbreking
- op·pot·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en potten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oppotten |
potte op |
opgepot |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
oppotten
- overgankelijk een plant in een pot plaatsen
- Die zaailingen kunnen nu wel opgepot worden.
- overgankelijk verwoed geld sparen, gewoonlijk in een spaarpot
- Dat geld wordt allemaal opgepot.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oppotten |
oppotten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van oppotten
- ...dat wij oppotten.
- ...dat jullie oppotten.
- ...dat zij oppotten.
- ...dat wij oppotten.
Gangbaarheid
- Het woord oppotten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oppotten' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.