opbinden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·bin·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opbinden
bond op
opgebonden
klasse 3 volledig

Werkwoord

opbinden [2]

  1. overgankelijk naar boven omslaan en daar vastbinden
  2. overgankelijk tot steun aan iets vastbinden
  3. overgankelijk samenbinden
  4. (kookkunst) overgankelijk ledematen van gevogelte vastmaken, brideren
Afgeleide begrippen
  • opbinder, opbinding, opbindsel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opbinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.