opbinden
Nederlands
Woordafbreking
- op·bin·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en binden [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opbinden |
bond op |
opgebonden |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
opbinden [2]
- overgankelijk naar boven omslaan en daar vastbinden
- overgankelijk tot steun aan iets vastbinden
- overgankelijk samenbinden
- (kookkunst) overgankelijk ledematen van gevogelte vastmaken, brideren
Afgeleide begrippen
- opbinder, opbinding, opbindsel
Gangbaarheid
- Het woord opbinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opbinden' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.