opwinden

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
opwindenopwindend
opwindingopgewonden
Uitspraak
Woordafbreking
  • op·win·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opwinden
wond op
opgewonden
klasse 3 volledig

Werkwoord

opwinden

  1. overgankelijk rond een as of klos wikkelen
    • Zij wond de draad op rond een klosje. 
  1. overgankelijk draaiend onder spanning zetten
    • Zij wond de oude wekker op, maar de veer begaf het. 
  1. overgankelijk in staat van agitatie brengen
    • Die onbeschofte opmerking wond hem vreselijk op. 
  1. wederkerend zich ~ over: iets doen dat tot emotionele spanning leidt
    • Hij had zich daarover veel te veel opgewonden. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opwinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.