opfrissen
Nederlands
Woordafbreking
- op·fris·sen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en fris bn met het achtervoegsel -en van een werkwoord"
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opfrissen |
friste op |
opgefrist |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
opfrissen
- fris maken, prettiger leefbaar of toonbaarder maken
- opnieuw paraat hebben wat je eerder hebt geweten, in geheugen roepen
- Ik moest mijn geheugen even opfrissen.
Gangbaarheid
- Het woord opfrissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opfrissen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.