opschrokken
Nederlands
Woordafbreking
- op·schrok·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en schrokken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opschrokken |
schrokte op |
opgeschrokt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opschrikken |
opschrokken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opschrikken
- ...dat wij opschrokken.
- ...dat jullie opschrokken.
- ...dat zij opschrokken.
- ...dat wij opschrokken.
Gangbaarheid
- Het woord opschrokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opschrokken' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.