opschudden
Nederlands
Woordafbreking
- op·schud·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en schudden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opschudden |
schudde op |
opgeschud |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opschudden
- overgankelijk schuddend ordenen
- Zij schudde het dekbed op.
- overgankelijk uit zijn gewone doen halen
- Het gehele Midden-Oosten werd opgeschud door de gebeurtenissen in Tunesië.
Vertalingen
schuddend ordenen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opschudden |
opschudden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opschudden
- ...dat wij opschudden.
- ...dat jullie opschudden.
- ...dat zij opschudden.
- ...dat wij opschudden.
Gangbaarheid
- Het woord opschudden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opschudden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.