opvolgen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
opvolgen | opvolgend |
opvolging | opgevolgd |
Woordafbreking
- op·vol·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en volgen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opvolgen |
volgde op |
opgevolgd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opvolgen
- overgankelijk uitvoeren wat een ander aangeraden of bevolen heeft
- Hij besloot de goede raad niet op te volgen.
- overgankelijk iemands functie overnemen
- Het is niet duidelijk door wie deze koning opgevolgd werd, omdat het kleitablet beschadigd is.
Vertalingen
1. uitvoeren wat een ander aangeraden of bevolen heeft
2. iemands functie overnemen
Gangbaarheid
- Het woord opvolgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opvolgen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.