oplazeren
Nederlands
Woordafbreking
- op·la·ze·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en lazeren ww [1]
Werkwoord
oplazeren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oplazeren |
lazerde op |
opgelazerd |
zwak -d | volledig |
- (informeel) (dysfemisme) weggaan
- Ook moslimleiders lieten hun afkeer blijken. De voorganger van de moskee van Parramatta, Neil al-Kadomi, zei vrijdag dat moslims die Australische waarden afwijzen, moeten oplazeren.[3]
- "Ik heb geen idee waarom hij dit doet. Maar ik weet wel dat als iemand niet langer voor deze club wil spelen, hij beter snel kan oplazeren.”[4]
Gangbaarheid
- Het woord oplazeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oplazeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- oplazeren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 09 okt. 2015
- Tubantia 23-JANUARI-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.