opstellen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·stel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opstellen
stelde op
opgesteld
zwak -d volledig

Werkwoord

opstellen

  1. overgankelijk op zijn plaats zetten
    • De camera's waren al opgesteld. 
  1. overgankelijk op schrift zetten
    • Het contract werd daarna snel opgesteld. 
  1. (een theorie, een plan) ontwerpen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

opstellen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord opstel

Gangbaarheid

  • Het woord opstellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.