opzwepen
Nederlands
Woordafbreking
- op·zwe·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en zwepen ww
Werkwoord
opzwepen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opzwepen |
zweepte op |
opgezweept |
zwak -t | volledig |
- zorgen dat de emoties van mensen hoog oplopen
- Met zoveel vrolijke mensen in een zonovergoten weide, drankkraampjes die topomzetten draaien en artiesten die het publiek opzwepen lijkt Bevrijdingspop op een gewoon popfestival. [1]
- zorgen dat mensen beter gaan presteren
- De regerend wereldkampioenen uit Brazilië lieten zich opzwepen door de duizenden enthousiaste toeschouwers en wonnen met 21-17 21-23 en 16-14. Voor Brouwer en Meeuwsen rest nu donderdag de strijd om het brons. [2]
- van water: dat het in een bepaalde richting gedreven wordt
- van vuur : dat het harder gaat branden
Synoniemen
- [1] opruien, opjutten, prikkelen, verhitten, aanstoken, opstoken
- [2] opjagen, dwingen, commanderen, stimuleren
Gangbaarheid
- Het woord opzwepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opzwepen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia Nico Heemelaar 10-01-17 2017
- Tubantia 11-01-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.