opdraaien
Nederlands
Woordafbreking
- op·draai·en
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en draaien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opdraaien |
draaide op |
opgedraaid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opdraaien
- ergatief een weg, baan ~ met in draaiende beweging een weg oprijden
- We zijn daar de grote weg opgedraaid.
- ergatief ~ voor aangewezen worden om de kosten te betalen
- Hij is uiteindelijk toch voor alle kosten opgedraaid.
- overgankelijk iets ~ een mechanische veer draaiend in gespannen staat brengen
- Je kunt die radio opdraaien of op zijn zonnecellen laten werken.
- overgankelijk er ~ met een draaiende beweging iets ergens op bevestigen
- Hij had de dop er niet goed opgedraaid en dus begon de fles te lekken.
Uitdrukkingen en gezegden
- voor iets moeten opdraaien
Vertalingen
voor iets moeten opdraaien
Gangbaarheid
- Het woord opdraaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opdraaien' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.