oppeppen
Nederlands
Woordafbreking
- op·pep·pen
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
oppeppen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oppeppen |
pepte op |
opgepept |
zwak -t | volledig |
- iets of iemand actiever maken
- Geen SP’er zal denken dat het na die zeshonderd wijzigingen vanzelf goed komt met zijn partij. Een deel van hen zal op zaterdag in Tilburg gaan doen wat ze altijd doen: de wijken in trekken met flyers, praten met mensen. De partijtop gaat de actieve leden „oppeppen”, in Meyers woorden, met een nieuwe campagnestijl. Op de SP-site, en ook al op billboards in het land, staat Roemer met een ernstig, bijna boos gezicht tussen de vijf SP’ers ná hem op de kandidatenlijst. Ze zijn, staat erbij, „klaar om te knokken”. [4]
Gangbaarheid
- Het woord oppeppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oppeppen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "oppeppen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- oppeppen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Petra de Koning 12 januari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.