oponthoud
Nederlands
Woordafbreking
- op·ont·houd
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘het ergens verblijven, vertraging’ voor het eerst aangetroffen in 1838 [1]
- samenstelling van op en onthoud ?? [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oponthoud | oponthouden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
oponthoud o [3]
- tijd die men ergens verblijft
- onverwachte vertraging in gemaakte plannen
Afgeleide begrippen
- oponthoudskosten
Vertalingen
1. tijd die men ergens verblijft
Gangbaarheid
- Het woord oponthoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oponthoud' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.