oplopend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oplopend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔplopənt/
Woordafbreking
  • op·lo·pend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
oplopen

oplopend

  1. onvoltooid deelwoord van oplopen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen oplopendoplopenderoplopendst
verbogen oplopendeoplopendereoplopendste
partitief oplopendsoplopenders-

Bijvoeglijk naamwoord

oplopend

  1. hellend, steeds hoger wordend
    • De kwartronde vergaderzaal is uitgevoerd in gewapend beton en heeft een oplopend dak met radiaal geplaatste spanten. [3]
  1. (figuurlijk) een steeds hoger niveau bereikend, stijgend
    • Ze proberen de frustrerende onmacht te bezweren van een samenleving die gevangen zit in een oplopend conflict en niet in staat is haar meest kwetsbare leden - kleine kinderen - te beschermen. [4]
  1. (figuurlijk) (van het karakter van mensen) erg emotioneel wordend, opvliegend
    • Bewaar uw kalmte; langs vaderszijde zijt gij van een oplopend geslacht, ofschoon verscheidene familieleden beproefden deze hartstocht te beteugelen. [5]

Gangbaarheid

  • Het woord oplopend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.