opwassen
Nederlands
Woordafbreking
- op·was·sen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en wassen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opwassen |
wies op |
opgewassen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
opwassen
- ergatief groot worden
- Donald Slovik was de jongen
van een Poolse emigrant,
die, door broodsgebrek gedwongen,
uitweek naar ‘t Beloofde Land.
Hij wies op in armenwijken
als de zondebok der school
want boefjes, zijn gelijken,
negeerden de schuwe Pool..[1]
- Donald Slovik was de jongen
Gangbaarheid
- Het woord opwassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opwassen' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- De Roode Burcht 1963
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.