schoeisel
Nederlands
Woordafbreking
- schoei·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoeisel | schoeisels |
verkleinwoord | schoeiseltje | schoeiseltjes |
Zelfstandig naamwoord
schoeisel o
- (schoeisel) alles wat men om de voeten heen kan dragen, zoals schoenen en laarzen
- Doe je schoeisel uit voordat je de kamer inloopt!
Vertalingen
1. alles wat men om de voeten heen kan dragen, zoals schoenen en laarzen
Gangbaarheid
- Het woord schoeisel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schoeisel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.