verhouding
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verhouding (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /vərˈɦʌʊ̯.dɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /vərˈɦɔʊ̯.dɪŋ/
- (Limburg): /vɛrˈhaʊ̯.dɪŋ/
Woordafbreking
- ver·hou·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verhouding | verhoudingen |
verkleinwoord | verhoudinkje | verhoudinkjes |
Zelfstandig naamwoord
verhouding v
- (wiskunde) een verband in de vorm van een breuk tussen getalsmatige grootheden
- De verhouding Franstaligen over Nederlandstaligen in België is 4/6.
- de betrekking van personen onderling
- Er heerste een gespannen verhouding onder de groepsleden.
- een intieme, duurzame relatie tussen twee personen
- Zij hebben al een tijdje een los-vaste verhouding.
Hyponiemen
|
Vertalingen
2. de betrekking van personen onderling
3. een intieme, duurzame relatie tussen twee personen
Gangbaarheid
- Het woord verhouding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verhouding' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.