verhouding

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verhouding    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /vərˈɦʌʊ̯.dɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /vərˈɦɔʊ̯.dɪŋ/
    • (Limburg): /vɛrˈhaʊ̯.dɪŋ/
Woordafbreking
  • ver·hou·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verhouding verhoudingen
verkleinwoord verhoudinkje verhoudinkjes

Zelfstandig naamwoord

verhouding v

  1. (wiskunde) een verband in de vorm van een breuk tussen getalsmatige grootheden
    • De verhouding Franstaligen over Nederlandstaligen in België is 4/6. 
  1. de betrekking van personen onderling
    • Er heerste een gespannen verhouding onder de groepsleden. 
  1. een intieme, duurzame relatie tussen twee personen
    • Zij hebben al een tijdje een los-vaste verhouding. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord verhouding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.