opmerken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·mer·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opmerken
merkte op
opgemerkt
zwak -t volledig

Werkwoord

opmerken

  1. overgankelijk bemerken, waarnemen
    • De inbreker werd opgemerkt door een toevallige voorbijganger. 
    • Zo weet Abigail, die Annes jicht verlichtte zonder dat zij haar ooit had opgemerkt, zich bij de koningin in de kijker te spelen. [1] 
  1. overgankelijk een waarneming of opinie meedelen aan anderen, met een zekere nadruk
    • Een voorbijganger merkte op dat de dop nog op de lens zat. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opmerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.