opgroeien

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·groei·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opgroeien
groeide op
opgegroeid
zwak -d volledig

Werkwoord

opgroeien

  1. ergatief de tijd tot de volwassenheid doorbrengen
    • Hij groeide op in Scheemda. 
Afgeleide begrippen
  • opgroeiing
Verwante begrippen
Vertalingen

-

Gangbaarheid

  • Het woord opgroeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.