opscheppen
Nederlands
Woordafbreking
- op·schep·pen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘snoeven’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
- samenstelling van op bw en scheppen ww [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opscheppen |
schepte op |
opgeschept |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
opscheppen
- overgankelijk voedsel uit een schaal of pan op een bord doen
- Schep jij even wat aardappelen op?
- inergatief aangedikte beweringen slaken
- Hij heeft vreselijk op zitten te scheppen over zijn huizenbezit in Amerika, maar nu kijkt hij maar treurig.
Vertalingen
1. voedsel uit een schaal of pan op een bord doen
2. aangedikte beweringen slaken
Gangbaarheid
- Het woord opscheppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opscheppen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.