opdrukken

[1] Zich opdrukken.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·druk·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opdrukken
drukte op
opgedrukt
zwak -t volledig

Werkwoord

opdrukken

  1. wederkerend een krachtoefening uitvoeren waarbij men zich, met handen en voeten op de grond in opgerichte positie, laat zakken tot de borst even de grond raakt, en waarna men zichzelf weer omhoog drukt
    • Hij probeerde zich nog een keer op te drukken, maar hij had echt zijn grens bereikt. 
  1. overgankelijk door druk uit te oefenen iets verhogen
    • In de Saale-ijstijd duwde het landijs ijstongen voor zich uit die de ondergrond opdrukten tot stuwwallen. 
  1. overgankelijk door druk uit te oefenen iets ergens op bevestigen
    • De dopjes werden er daarna weer opgedrukt. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • iemand een stempel opdrukken
iemand tegen wil en dank, vaak ten onrechte, in een categorie plaatsen

Zelfstandig naamwoord

opdrukken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord opdruk

Gangbaarheid

  • Het woord opdrukken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.