opzouten
Nederlands
Woordafbreking
- op·zou·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en zouten
Werkwoord
opzouten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opzouten |
zoutte op |
opgezouten |
zwak -t
gemengd |
volledig |
- van eetwaren in het zout leggen om ze te kunnen bewaren en later te gebruiken
- (figuurlijk) bewaren voor later
- (figuurlijk) niet uiten van gevoelens
- weggaan
- Maar richting als voorzetsel, in zinnen als: ‘de eerste stap richting een grotere klanttevredenheid’ of ‘ik heb dat richting de directie aangegeven’: ik dacht het dus niet. Mensen die dingen ‘aangeven’ als ze ‘zeggen’ bedoelen moeten sowieso opzouten. Maar ‘richting’ gebruik je écht alleen als voorzetsel als je totaal niet weet waar het heen moet, of waar het moet aankomen. [2]
- van een tekst: die sterker maken, krachtiger maken
Synoniemen
- [1] inmaken, inpekelen
- [3] opkroppen
- [4] ophoepelen, oplazeren, vertrekken
Afgeleide begrippen
- opzouting
Gangbaarheid
- Het woord opzouten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opzouten' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.