opbod

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • opĀ·bod
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opbod -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

opbod o

  1. (handel) het uitbrengen van een bod dat hoger is dan het vorige
    • In sommige gevallen is er sprake van een recht van opbod. 

Gangbaarheid

  • Het woord opbod staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.