oppositie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·po·si·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tegenstand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1409 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord oppositie opposities
verkleinwoord oppositietje oppositietjes

Zelfstandig naamwoord

oppositie v

  1. tegenstand.
    • Het leger ontmoette veel oppositie nadat de tegenstanders erin geslaagd waren te hergroeperen. 
  1. (politiek) mensen en partijen die niet tot de regeringspartijen horen
    • De oppositie slaagde er toch in veel volgelingen op de been te brengen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oppositie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.