opspelden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·spel·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opspelden
speldde op
opgespeld
zwak -d volledig

Werkwoord

opspelden

  1. ditransitief een voorwerp, vaak een ereteken, middels een speld op een kledingstuk aanbrengen
    • Hij kreeg een medaille opgespeld voor zijn dappere daad. 

Gangbaarheid

  • Het woord opspelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.