oplopen
Nederlands
Woordafbreking
- op·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en lopen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oplopen |
liep op |
opgelopen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
oplopen
- ergatief naar boven hellen
- De grond loopt hier op.
- ergatief iets ~: lopend naar boven gaan
- Hij liep de trap op.
- ergatief in getal of hoeveelheid toenemen
- De temperatuur liep zodra de zon opgekomen was flink op.
- overgankelijk een besmetting of beschadiging verkrijgen
- Hij had in dat kroeggevecht een blauw oog opgelopen.
Gangbaarheid
- Het woord oplopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oplopen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.