opteren

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • [A] Geluid:  optéren    (hulp, bestand)
    • IPA: /ɔpˈterə(n)/
  • [B] Geluid:  ópteren    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈɔpterə(n)/
Woordafbreking
  • op·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kiezen’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • [A] optéren: van het Franse opter (met het achtervoegsel -eren) [2]
  • [B] ópteren: samenstelling van  op bw  en  teren ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opteren
opteerde
geopteerd
optéren
zwak -d volledig

Werkwoord

[A] optéren

  1. een keuze doen [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opteren
teerde op
opgeteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

[B] ópteren

  1. overgankelijk verteren, geheel opmaken, zodat er niets meer overblijft [4]
  2. overgankelijk door teren opknappen [5]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.