opharken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·har·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opharken
harkte op
opgeharkt
zwak -t volledig

Werkwoord

opharken

  1. overgankelijk met een hark op een hoop vegen
    • Hij had al heel wat bladeren opgeharkt. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'opharken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.