ophopen
Nederlands
Woordafbreking
- op·ho·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en hopen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ophopen |
hoopte op |
opgehoopt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
ophopen
- overgankelijk op elkaar stapelen
- Het vuil was tot een bezwaarlijke hoeveelheid opgehoopt.
- wederkerend zich ~: een proces ondergaan waarbij iets zich verzamelt
Vertalingen
1. op elkaar stapelen
2. zich ophopen
Gangbaarheid
- Het woord ophopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ophopen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.