oppakken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oppakken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔpɑkə(n)/
Woordafbreking
  • op·pak·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oppakken
pakte op
opgepakt
zwak -t volledig

Werkwoord

oppakken

  1. overgankelijk pakken en oprapen
    • Hij pakte de krant op en begon erin te lezen. 
  1. overgankelijk (een idee of voorstel) gaan uitvoeren
    • Dit is een heel goed idee, dat zullen we zeker oppakken. 
  1. overgankelijk iemand gevangen nemen [1]
    • Er zijn door het regime van die dictator weer een aantal tegenstanders opgepakt. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oppakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.