opsteken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ste·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opsteken
stak op
opgestoken
klasse 4 volledig

Werkwoord

opsteken

  1. iets leren
    • Nadat hij de hele nacht had gefeest stak hij niets op van de lessen op school. 
  1. iets in de brand steken (bijvoorbeeld van een sigaar of sigaret)
    • Ondanks zijn benauwdheid stak hij toch weer een sigaret op. 
  1. omhoog brengen (bijvoorbeeld van haar)
    • De chirurg stak haar haren op zodat die onder de operatiemust pasten. 
  1. beginnen te waaien
    • In de loop van de dag stak de storm op en begon het ook te regenen. 

Gangbaarheid

  • Het woord opsteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.