opfleuren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·fleu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opfleuren
fleurde op
opgefleurd
zwak -d volledig

Werkwoord

opfleuren

  1. ergatief er beter uit gaan zien
    • Hij was na dat heerlijke weekeinde weer een stuk opgefleurd. 
  1. overgankelijk iets er beter uit doen zien
    • Zij fleurde de kamer op met wat bloemen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opfleuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.