ophangen
Nederlands
Woordafbreking
- op·han·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en hangen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ophangen |
hing op |
opgehangen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
ophangen
- overgankelijk iets in een hangende positie bevestigen
- Ik heb je schilderijtje opgehangen.
- inergatief een telefoongesprek beëindigen
- Hij werd kwaad en hing op.
- overgankelijk aan de galg opknopen
- Hij werd vroeg in de ochtend opgehangen.
Vertalingen
1. iets in een hangende positie bevestigen
2. een telefoongesprek beëindigen
3. aan de galg opknopen
Gangbaarheid
- Het woord ophangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ophangen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.