opflakkeren
Nederlands
Woordafbreking
- op·flak·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op vz en flakkeren ww
Werkwoord
opflakkeren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opflakkeren |
flakkerde op |
opgeflakkerd |
zwak -d | volledig |
- plotseling weer heftig gaan branden
- Beelden op de televisiezender Globovision toonden een dichte zwarte rookpluim en vlammen die opflakkeren vanachter een schijnbaar onbeschadigd gebouw.[2]
- De brand werd vanochtend 'onder controle verklaard' nadat de aanwezige brandweerlieden de voorbije nacht op het terrein geen nieuwe vlammen zagen opflakkeren of rookontwikkeling opmerkten, luidt het in een verklaring.[3]
- vanuit een rustige situatie weer heel actief worden, met name van gevoelens en hartstochten
- Maar een makkelijk gegeven strafschop (hands) deed de onrust in het City of Manchester Stadium, waar de niet-speelgerechtigde Nigel de Jong op de tribune zat, vijf minuten later alweer opflakkeren.[4]
Verwante begrippen
- opflakkering
Gangbaarheid
- Het woord opflakkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opflakkeren' herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool 5 MEI 2013 Vliegtuig stort neer in woonwijk in Venezuela
- Het Parool 27 JULI 2012 Grote brand in Spanje onder controle
- Het Parool 16 APRIL 2009 Duitsland staat niet langer droog
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.