opmaken
Nederlands
Woordafbreking
- op·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en maken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opmaken |
maakte op |
opgemaakt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
opmaken
- overgankelijk iets verbruiken tot het op is
- De kinderen maakten al het snoep op voordat moeder thuis zou komen.
- overgankelijk iets concluderen
- Uit wat de verdachte zei, kon de politie niets opmaken.
- wederkerend make-up aanbrengen
- De meisjes maken zich voor de spiegel op.
- overgankelijk, (typografie) een tekstdocument opstellen of vormgeven
- De vormgevers van de krant maken de gekozen artikelen op.
- overgankelijk iets klaarmaken
- Zijn moeder was zijn bed nog aan het opmaken.
Verwante begrippen
- [1] leegdrinken, opdrinken, uitdrinken
- [3] blanketten, grimeren, maquilleren, schminken
- [4] monteren, opstellen, redigeren, stellen, stileren
Gangbaarheid
- Het woord opmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opmaken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.