een
Nederlands
Uitspraak
- lidwoord:
- hoofdtelwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord:
Woordafbreking
- een
Woordherkomst en -opbouw
- (erfwoord), via Middelnederlands een van Oudnederlands ēn [1][2]
Lidwoord
een
- een onbepaald lidwoord dat in het Nederlands wordt gebruikt voor een onbepaald zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.
- Is dat een merel of een kauwtje?
- ook voor meervouden in uitroepende zinnen die verbazing over een aantal uitdrukken
- En een mensen dat er kwamen kijken!
Afgeleide begrippen
- eenzelfde
- Vroeger volgden lidwoorden de naamvallen waarmee het bijbehorende zelfstandig naamwoord werd verbogen; deze verbogen vormen komen soms terug in afgeleide woorden en versteende uitdrukkingen. Streektalen kennen of kenden soms andere vormen. Het verdwijnen van deze vormen is geleidelijk gegaan en niet voor alle vormen in hetzelfde tempo. Het stelselmatig toepassen ervan lijkt bovendien altijd meer iets uit zeer verzorgde schrijftaal te zijn geweest. De vormen zijn hier in de huidige spelling vermeld, maar de schrijfwijze eene, eener en eenen waren vroeger gangbaar.
naamval | mannelijk | vrouwelijk | onzijdig |
---|---|---|---|
1e: nominatief | een oude gast | ene oude jurk | een oud paard |
2e: genitief | eens ouden gasts | ener oude jurk | eens ouden paards |
3e: datief | enen ouden gaste | ener oude jurk | enen oud paarde |
4e: accusatief | enen ouden gast | ene oude jurk | een oud paard |
samenkoppelingen met "een" lw
- duiveltje-uit-een-doosje
- duveltje-in-een-doosje
- duveltje-uit-een-doosje
- jan-met-een-fluitje
- zes-en-een-half
Verwante begrippen
0 | 0 | 0 | 1 |
een,
op een abacus
op een abacus
Hoofdtelwoord
een
- De totale kosten bedragen een euro en zevendertig cent.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- Het juiste antwoord op opgave een is "42".
- een geheel vormend
- Deze drie partijen zijn een geworden.
Afgeleide begrippen
zelfstandig naamwoord, samengesteld met "een" ht
- een-tweetje
- eenbaansweg
- eenbes
- eendagsbloem
- eendagskuiken
- eendagstoerisme
- eendagstoerist
- eendagsvlieg
- eendagsvlinder
- eendagswedstrijd
- eendekker
- eendracht
- eenfase-inductiemotor
- eenfase-synchroonmotor
- eengezinswoning
- eenhendelkraan
- eenhoorn
- eenkamerappartement
- eenkamerstelsel
- eenkamerwoning
- eenkristal
- eenling
- eenmansactie
- eenmansband
- eenmansbedrijf
- eenmanscel
- eenmansfractie
- eenmansjury
- eenmansoorlog
- eenmansorkest
- eenmansruimtecapsule
- eenmanszaak
- eenmeifeest
- eennachtsijs
- eenoog
- eenoudergezin
- eenpansgerecht
- eenpartijstaat
- eenpartijstelsel
- eenpersoonsbed
- eenpersoonshuishouden
- eenpoot
- eenpoter
- eenruiter
- eensgezinswoning
- eensteensmuur
- eensterrenhotel
- eentaligheid
- eenterm
- eenverdiener
- eenvoud
- eenwieler
- [2] eenwording
- eenzaat
- eenzang
- eenzitter
- enenmale
- twee-onder-een-kapwoning
bijvoeglijk naamwoord, samengesteld met "een" ht
- een-eiig
- een-na-laatst
- eenaderig
- eenarmig
- eenassig
- eenatomig
- eenbenig
- eenbeukig
- eenbloemig
- eenbroederig
- eencellig
- eendaags
- eendelig
- eendimensionaal
- eenduidig
- eeneiig
- eenfasig
- eengestreept
- eenhelmig
- eenhoevig
- eenhokkig
- eenhoofdig
- eenhuizig
- eenjarig
- eenjukkig
- eenkennig
- eenkiemig
- eenkieuwig
- eenklauwig
- eenkleppig
- eenkleurig
- eenkolommig
- eenkoppig
- eenlagig
- eenlettergrepig
- eenlobbig
- eenlopend
- eenmalig
- eenmannig
- eenmantelig
- eenmotorig
- eenogig
- [2] eenparig
- eenpersoons
- eenregelig
- eenriemig
- eenrijig
- eenschalig
- [2] eensdenkend
- eensgegeten
- eensgezind
- eenslachtig
- [2] eensluidend
- eenspillig
- eenspletig
- eensporig
- eenstaartig
- eenstemmig
- eenstijlig
- eenstralig
- eentakkig
- eentalig
- eentallig
- eentandig
- eentongig
- eentonig
- eentoppig
- eenurig
- eenvakkig
- eenvervig
- eenvingerig
- eenvoetig
- eenvormig
- eenvoudig
- eenvuldig
- eenwaardig
- eenwandig
- eenwielig
- eenzaam
- eenzadig
- eenzelvig
- eenzijdig
bijwoord
rangtelwoord
hooftelwoorden samengesteld met "een" ht als linkerdeel
- eenenhalf
- eenendertig
- eenennegentig
- eenentachtig
- eenentwintig
- eenenveertig
- eenenvijftig
- eenenzestig
- eenenzeventig
- eenhonderd
- eenduizend
hooftelwoorden samengesteld met "een" ht als rechterdeel
- achtendertighonderdeen
- achtennegentighonderdeen
- achtentachtighonderdeen
- achtentwintighonderdeen
- achtenveertighonderdeen
- achtenvijftighonderdeen
- achtenzestighonderdeen
- achtenzeventighonderdeen
- achtduizend een
- achthonderdeen
- achttienhonderdeen
- dertienhonderdeen
- drieëndertighonderdeen
- drieënnegentighonderdeen
- drieëntachtighonderdeen
- drieëntwintighonderdeen
- drieënveertighonderdeen
- drieënvijftighonderdeen
- drieënzestighonderdeen
- drieënzeventighonderdeen
- drieduizend een
- driehonderdeen
- duizend een
- eenendertighonderdeen
- eenennegentighonderdeen
- eenentachtighonderdeen
- eenentwintighonderdeen
- eenenveertighonderdeen
- eenenvijftighonderdeen
- eenenzestighonderdeen
- eenenzeventighonderdeen
- elfhonderdeen
- honderdeen
- negenendertighonderdeen
- negenennegentighonderdeen
- negenentachtighonderdeen
- negenentwintighonderdeen
- negenenveertighonderdeen
- negenenvijftighonderdeen
- negenenzestighonderdeen
- negenenzeventighonderdeen
- negenduizend een
- negenhonderdeen
- negentienhonderdeen
- twaalfhonderdeen
- tweeëndertighonderdeen
- tweeënnegentighonderdeen
- tweeëntachtighonderdeen
- tweeëntwintighonderdeen
- tweeënveertighonderdeen
- tweeënvijftighonderdeen
- tweeënzestighonderdeen
- tweeënzeventighonderdeen
- tweeduizend een
- tweehonderdeen
- veertienhonderdeen
- vierendertighonderdeen
- vierennegentighonderdeen
- vierentachtighonderdeen
- vierentwintighonderdeen
- vierenveertighonderdeen
- vierenvijftighonderdeen
- vierenzestighonderdeen
- vierenzeventighonderdeen
- vierduizend een
- vierhonderdeen
- vijfendertighonderdeen
- vijfennegentighonderdeen
- vijfentachtighonderdeen
- vijfentwintighonderdeen
- vijfenveertighonderdeen
- vijfenvijftighonderdeen
- vijfenzestighonderdeen
- vijfenzeventighonderdeen
- vijfduizend een
- vijfhonderdeen
- vijftienhonderdeen
- zesendertighonderdeen
- zesennegentighonderdeen
- zesentachtighonderdeen
- zesentwintighonderdeen
- zesenveertighonderdeen
- zesenvijftighonderdeen
- zesenzestighonderdeen
- zesenzeventighonderdeen
- zesduizend een
- zeshonderdeen
- zestienhonderdeen
- zevenendertighonderdeen
- zevenennegentighonderdeen
- zevenentachtighonderdeen
- zevenentwintighonderdeen
- zevenenveertighonderdeen
- zevenenvijftighonderdeen
- zevenenzestighonderdeen
- zevenenzeventighonderdeen
- zevenduizend een
- zevenhonderdeen
- zeventienhonderdeen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | een | enen |
verkleinwoord | eentje | eentjes |
Zelfstandig naamwoord
een v / m
- dat wat in een (rang)ordening met 1 is aangeduid
- Gezondheid is bij mij altijd een.
- De een voor zijn proefwerk Nederlands was een straf voor afkijken.
- het cijfer 1
- Op zijn proefwerk stond een onderstreepte, rode een.
- Het symbool l voor "liter" wordt gemakkelijk verward met de een.
- enkel iets of iemand (als tegenstelling met meerdere)
- Zij zat daar in haar eentje en niemand die met haar praatte.
- Oké geef me er nog maar een, maar dat is dan ook echt het laatste wijntje dat ik drink.
Typische woordcombinaties
- [3] nog eenéén enkele erbij
- [3] me er een zijnopvallen door gedrag dat nog net aanvaardbaar is
Afgeleide begrippen
samenstellingen met "een" zn als eerste deel
Bijvoeglijk naamwoord
- verschillende zaken die zo met elkaar verbonden zijn dat ze eigenlijk een voorwerp geworden zijn
- Het jonge kind was een en al aandacht voor Sinterklaas en zijn Pieterbaas.
Vertalingen
1.
|
Gangbaarheid
- Het woord een staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'een' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Achterhoeks
Afrikaans
Nedersaksisch
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *ainaz
Oost-Fries
Sallands
Twents
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.