het

Nederlands

Uitspraak

Geluid: het (hulp, bestand)
IPA: / ət /
IPA: / hɛt /
IPA:
- (Noord-Nederland): /ət/, /ɦɛt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ət/, /ɦɛt/
- (Limburg): /hɛt/, /(h)ət/

Woordafbreking

het

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]

afkomstig van:

Middelnederlands: het

Oudnederlands: hit

Germaans: *hiz of *iz

Verwant in Germaans:

Fries: het (Oudfries: hit)

Persoonlijk voornaamwoord

het

3e persoon enkelvoud onzijdig.

- Het leger zegt dat het de situatie onder controle heeft, maar dat blijkt niet helemaal te kloppen.

Vertalingen

1. 3e persoon enkelvoud onzijdig

!Xóõ: èh ^(nmn), èhʻè ^(nmn), ãh ^(nmn)
Afrikaans: dit ^(af)
Albanees: ai ^(sq), ajo ^(sq)
Angelsaksisch: hit ^(ang)
Arabisch: هو ^(ar), هي ^(ar)
Armeens: դա ^(hy)
Azeri: o ^(az)
Bulgaars: той ^(bg), тя ^(bg), то ^(bg)
Chinees: 它 ^(zh), 之 ^(zh)
Deens: det ^(da)
Duits: es ^(de) o
Engels: it ^(en)
Erzja: сон
Esperanto: ĝi ^(eo)
Fins: se ^(fi)
Frans: le ^(fr), la ^(fr)
Fries: it ^(fy)
Grieks: το ^(el)
Hebreeuws: זה ^(he), זאת ^(he)
Hindi: वह ^(hi), यह ^(hi)
Hongaars: az ^(hu)
Hopi: pam
IJslands: það ^(is)
Ido: ol ^(io), olu ^(io)
Iers: sé ^(ga), é ^(ga), sí ^(ga), í ^(ga), ea ^(ga)
Oudiers: ed
Interlingua: lo ^(ia), illo ^(ia)
Italiaans: esso ^(it), essa ^(it), lo ^(it), la ^(it)
Japans: それ ^(ja)
Jiddisch: עס ^(yi)
Koreaans: 그것 ^(ko)

Kroatisch: ono ^(hr)
Laotiaans: ມັນ ^(lo)
Latijn: id ^(la)
Maltees: hu ^(mt), hi ^(mt)
Moksja: сон
Noord-Tiwa: ą́wąną ^(twf)
Noordelijk Sami: son
Noors: det ^(no)
Novial: lu, lum
Oekraïens: воно ^(uk) o, воно ^(uk)
Papiamento: e
Perzisch: او ^(fa)
Pools: ono ^(pl), to ^(pl)
Portugees: ele ^(pt), ela ^(pt), isso ^(pt)
Russisch: он ^(ru), она ^(ru), оно ^(ru), это ^(ru)
Sardisch: issu ^(sc)
Schots-Gaelisch: e ^(gd), esan ^(gd), i ^(gd), ise ^(gd)
Siciliaans: issu ^(scn)
Singalees: එයා ^(si), ඌ ^(si), ඒක ^(si)
Slowaaks: ono ^(sk)
Spaans: ello ^(es), le ^(es), lo ^(es)
Thai: มัน ^(th)
Tsjechisch: to ^(cs)
Turks: o ^(tr)
Urdu: وہ ^(ur), يہ ^(ur)
Vietnamees: nó ^(vi)
Volapük: on ^(vo)
Welsh: ef ^(cy), hi ^(cy)
Wit-Russisch: яно ^(be), гэта ^(be)
Zweeds: den ^(sv), det ^(sv)

Onbepaald voornaamwoord

het

3e persoon enkelvoud onzijdig

Afgeleide begrippen

het-woord, hetgeen, hetman, hetwelk, hetzelfde, hetzij

Vertalingen

1. 3e persoon enkelvoud onzijdig

Duits: es ^(de) o
Engels: it ^(en)

Frans: il ^(fr) m

Lidwoord

het o

een bepaald lidwoord, wordt gebruikt voor onzijdige bepaalde zelfstandige naamwoorden en voor alle verkleinwoorden in het enkelvoud. Het geeft een specifieke persoon of ding aan: Het boek; het meisje

- Het leger zegt dat het de situatie onder controle heeft, maar dat blijkt niet helemaal te kloppen.

Vertalingen

1. bepaald lidwoord

Duits: das ^(de) o, der ^(de) m, die ^(de) v
Engels: the ^(en)
Frans: le ^(fr) m, la ^(fr) v, les ^(fr) mv
Italiaans: le ^(it), la ^(it), lo ^(it)
Kiribatisch: te, na, ta, to

Latijn: wordt niet vertaald
Noors: et ^(no)
Nynorsk: eit ⁽ⁿⁿ⁾
Oekraïens: wordt niet vertaald
Spaans: lo ^(es) o, el ^(es) m, la ^(es) v

Verwante begrippen

de, een

Gangbaarheid

Het woord het staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'het' herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Verwijzingen

"het" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3

Afrikaans

Werkwoord

het

persoonsvorm van hê (hebben): heb, hebt, heeft, hebben

Middelnederlands

Persoonlijk voornaamwoord

het

nominatief en accusatief o derde persoon enkelvoud: het

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.

[p{{{1}}}-1] "het" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3

	enkelvoud		meervoud
	onderwerp	voorwerp	onderwerp	voorwerp
1^e persoon	ik 'k	mij me	wij we	ons
2^e persoon (informeel)	jij je	jou je	jullie	jullie
2^e persoon (formeel)	u	u	u	u
2^e persoon (regionaal)	gij ge	u	gij ge	u
3^e persoon (mannelijk)	hij ie	hem 'm	zij ze	(dat.) hun (acc.) hen ze
3^e persoon (vrouwelijk)	zij ze	haar 'r, d'r
3^e persoon (onzijdig)	het 't	het 't

			nominatief		genitief		datief		accusatief
			vol	clit.	vol	clit.	vol	clit.	vol	clit.
enk	1e		ic		mijns		mi		mi
	2e		du	-tu	dijns		di		di
	3e	m	hi	-i	sijns	-es -s	hem	-em -en	hem	-en -ene -ne
		f	si	-se	haer	-ere -re -er	haer	-ere -re -er	haer	-se
		n	het	t- -et -t	-	-es -s	hem		het	-et -t
mv	1e		wi		onser		ons		ons
	2e		ghi	-i	uwer		u		u
	3e		si	-se	haer	-ere -re -er	hem hen	-en	hem hen	-se