eenheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hecht samenhangend geheel’ voor het eerst aangetroffen in 1461 [1]
  • Afgeleid van een met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud meervoud
naamwoord eenheid eenheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

eenheid v

  1. bij elkaar horend geheel met kenmerkende eigenschappen.
    • Deze mensen werden door deze dreiging tot een eenheid samengesmeed met gemeenschappelijk doel. 
    • De mobiele eenheid (ME) is een groep politieagenten die als geheel op verschillende plekken kan worden ingezet bij de bestrijding van rellen. 
  1. maat waarin hoeveelheden worden uitgedrukt.
    • De coulomb is de eenheid van lading. 
  1. woonruimte
    • De lounge is een vrijstaande eenheid. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord eenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord eenheid eenhede

Zelfstandig naamwoord

eenheid

  1. eenheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.